1e jaargang no. 5 – oktober 1970

RUBRIEK ‘Terugbladeren in Goes’, overgenomen uit gemeentelijk voorlichtingsblad ‘Samenspel’

1e jaargang no. 5 – oktober 1970

 

In de nacht van zaterdag 9 februari op zondag 10 februari 1856, omstreeks 4 uur, werd Goes door zwaar klokgelui opgeschrikt. Bij het horen van dit noodsignaal dacht iedereen dat er brand was en men haastte zich dan ook naar de brandspuiten om hulp te gaan verlenen. Daar aangekomen vernam men dat het geen brand was, doch dat het alarm een enorme dijkval bij de zogenaamde Slurf in de Oost-Bevelandpolder, bij het Goese Sas, betrof. Vele mensen gingen er onmiddellijk heen en zij zagen tot hun grote schrik dat het kustlicht, drie woonhuizen en een poldermagazijn reeds in de Oosterschelde verdwenen waren en dat de dijk nog steeds verder afbrokkelde en eveneens in het water verdween. Aan de oproep van het gemeentebestuur van Goes om met schop en spade naar de bedreigde plaats te gaan, gaven vele ingezetenen gehoor.

 

Zelfs kon een honderdtal naar huis terugkeren om later de eerst aangekomen af te lossen. Dank zij het zeer gunstige weer kon onmiddellijk met de aanleg van hulpdijken worden begonnen en het binnendringende water een halt worden toegeroepen. Eerst op 14 februari hield het verder afbrokkelen van de dijk op en bleken 400 strekkende ellen zeedijk en ruim een miljoen kubieke ellen grond, boven laag water, in zee te zijn gestort. Op de plaats van de oude zeedijk, werd bij laag water een diepte van 16 ellen gepeild. De aanleg van een nieuwe zeedijk, meer landinwaarts, werd voor f 4.200.— aan de aannemer D.A. Dronkers opgedragen. Op dinsdag 12 februari 1856 bezocht de Commissaris des Konings in de provincie Zeeland de plaats van de dijkval. Uit een publicatie van de burgemeester van Zierikzee bleek dat daar veel goederen, hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de huizen en gebouwen die op deze dijk hadden gestaan, aangespoeld waren. In de “Goessche Courant” van 11 februari 1856 verscheen een ingezonden artikel, typerend voor die tijd, wil ik u beslist niet onthouden.

 

Na een inleiding gaat het artikel aldus verder: “en het is daarom vooral, dat alhier ook met lof moet worden vermeld het gedrag van de arbeiders welke daar werkzaam waren; nimmer zag hij den werkman met meerdere volharding en getrouwe pligtsvervulling bezield dan daar, en stak voorzeker veel af bij eene onlangs alsmede ongelukkige, doch andere gebeurtenis in dit eiland, waar de werkman weigerde om te werken of zulks voort te zetten zoo lang zij geen of meer jenever kregen, hier werd hun geen sterken drank gegeven, en geloof ook niet dat de werklieden gedurende het werk er aan gedacht hebben, dit verhoogt hun roem en en van hen welke met de directie over dat werk belast waren, en blijft gewis voor allen eene streelende zelfvoldoening, door vlijt en volharding, verschrikkelijk gevolgen te hebben voorkomen.” In de historische atlas van het Stedelijk Archief is nog een aquarel van J.A. Koert aanwezig, welke de gebouwen, kunstlicht e.d. toont voor de dijkval.

 

Belangstellenden wil ik deze aquarel graag laten zien.

 

J.L. van der Valk

(Archiefambtenaar)