4 mei in Kloetinge: Enkele bijzonderheden uit de jaren van bezetting

Ook in Kloetinge valt het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 de mensen rauw op het dak. Ook hier schudt het lawaai van Duitse vliegtuigen in de lucht de mensen vroeg uit hun slaap. Ook op dit dorp lopen mensen de straat op, roepend, vragend, wat is er aan de hand. Een deur vliegt open, en iemand roept: ‘zet snel je radio aan, het is oorlog’.

Al gauw dringt bij iedereen de ernst van de situatie door. Oorlog in Nederland, hoe lang is dat wel niet geleden? Al in de eerste uren van de oorlog sneuvelt de 26jarige schildersknecht Hendrik Frans Oele uit Ter Vaten aan de Grebbeberg. Zijn naam staat op het oorlogsmonument. Kort na zijn overlijden vragen zijn ouders naar zijn persoonlijke bezittingen: wat brieven, een polshorloge met een rood cijfertje 12, een vulpen, een vulpotlood, ondergoed, overhemd, scheeretui en een bijbeltje. Ook in die begindagen van de oorlog komt dorpsgenoot Cornelis Sonke om het leven. Hij dient bij de marine en is vermist vanaf 15 mei 1940. Hij wordt niet ouder dan 19 jaar.

Slechts enkele dorpsbewoners kijken in mei 1940 reikhalzend uit naar de komst van de bezetters. Dat zijn de mensen die ‘Volk en Vaderland’ lezen, en ‘De Zeeuwsche Stroom’, NSB-kranten. Die komst blijkt slechts een kwestie van dagen te zijn. Hier en daar graven mensen nog snel provisorische schuilkelders en loopgraven. Planken, tuingrond, pakken stro, dat moet hopelijk afdoende zijn om die schuilplaatsen af te dekken. Ook aan het einde van de Buys Ballotstraat, vlak bij de Tol, ligt een loopgraaf, dichtbij het huis van Kees Steketee, de stratenmaker, en zijn vrouw Pieternella Houtekamer. Daarin zoeken zij dekking.

Het Nederlandse leger is die meidagen niet opgewassen tegen de invallers, daar helpen geen Bathstelling en geen Zanddijkstelling tegen. Ook het toegesnelde Franse leger slaagt er niet in de uit het oosten oprukkende Duitsers lang tegen te houden. Op 16 mei trekken de Nederlandse soldaten op eigen houtje en zonder organisatie weg uit hun stellingen. Weerstand bieden ze niet meer, en de meesten gooien hun wapens weg. Tegelijkertijd sneuvelt een tachtigtal Fransen met de wapens in de hand aan het kanaal en in en rond het dorp Kapelle. Al snel dringen de eerste Duitsers door tot in Kloetinge. Ze proberen Nederlandse en Franse soldaten te ontwapenen, en als dat niet lukt, uit te schakelen. Opeens lopen er vluchtende Nederlandse militairen door de Buys Ballotstraat, op hun hielen gezeten door de Duitsers. Zodra de vluchters de loopgraaf bij de Tol zien, springen ze erin. Een Duitse soldaat ziet ze wegduiken, en neemt het zekere voor het onzekere. Van de handgranaten die deze Duitser gooit, krijgt Steketee de volle laag, en nog diezelfde dag overlijdt hij aan zijn verwondingen. Zijn weduwe blijft met vijf kinderen van acht jaar en ouder achter op Buys Ballotstraat 28. Ook Steketee is een van de namen op het oorlogsmonument.

Al meteen bij de Duitse inval raken veel inwoners van het dorp spullen kwijt, veel fietsen vooral. Bij fietsenwinkel Nieuwenhuijze in de Nieuwstraat sneuvelt de winkelruit, en wordt zijn voorraad snoep, sigaretten, sigaren en bier geplunderd. Veldwachter Fokker moet zijn revolver afgeven aan de Duitsers. Bakker Poortvliet raakt zijn auto, een cabriolet DKW met de reclametekst ‘Poortvliets Zeeuwsch Tarwebrood’, kwijt, en burgemeester Schimmelpenninck van der Oye zijn splinternieuwe Studebaker. Jacques Massee geeft zijn Chevrolet cabrio als vermist op.

Ook zijn naam komt voor op het monument op de begraafplaats: Jacques Izak Massee, een jongeman die in 1940 31 jaar oud is. Zijn familie heeft een groot bedrijf in landbouwwerktuigen en technische onderdelen in Goes. Het gezin Massee woont sinds 1921 in het kolossale huis Marktveld 5 in Kloetinge. In 1941 lijken de omstandigheden gunstig, om ondanks de oorlog, een filiaal van de firma helemaal in Zwolle aan de Willemsvaart te vestigen. Ook in het grote huis aan het Marktveld krijgen de bewoners regelmatig met inkwartiering van Duitse soldaten te maken. Per soldaat moet een bed en een stoel worden aangeboden. Met dergelijke ongewenste gasten wordt het er in huis niet gezelliger op, zeker niet voor de drie volwassen zonen in huis. Naast Jacques zijn dat Jan Gerard en Cornelis Elisa Massee. In en buiten het dorp trekken Duitse soldaten huizen en boerderijen binnen. Ook in het grote huis van dominee Hein Boersma is het een komen en gaan van soldaten. Hij zet ze meteen op hun plaats, als ze bij binnenkomst ‘Heil Hitler’ roepen. De dominee antwoordt dan: ‘u komt hier wel in huis, maar wij spreken zo min mogelijk met elkaar. U en ik zijn namelijk in oorlog.’ Ondertussen houdt hij zich met ondergronds werk bezig.

De oorlog gaat door. Voor de vele boeren op het dorp stapelen de problemen zich op, bijvoorbeeld door de vorderingen van paarden. Begin 1941 staat het Marktveld vol met paarden, die gekeurd worden. Ruim 40 dieren krijgen met een brandijzer op de linkervoorhoef een merkteken, en verdwijnen. Later nemen de Duitsers nog enkele keren paarden mee. Op het dorp wordt het onaangenaam stiller, als de klokken uit de kerktoren worden geroofd. Ook al staat er een letter M van Monument op geschilderd. In de huizen wordt het ook stiller, als alle radio’s moeten worden ingeleverd.

Diverse jongens en mannen van het dorp ontkomen niet aan de verplichte arbeid in Duitsland. Dat kost door de vaak gevaarlijke omstandigheden ook diverse mensenlevens, zoals dat van Izaak Wagenaar en Jacobus van Houte. Ook in het verre Nederlands-Indië bezwijken in de kampen mensen die oorspronkelijk uit Kloetinge afkomstig waren. Een zeemansgraf krijgen diverse Kloetingse opvarenden van de koopvaardij of de marine, van wie de schepen worden aangevallen door vijandelijke vliegtuigen, oorlogsschepen of onderzeeërs. Bijvoorbeeld Jan Visser, die om het leven komt in 1942 bij de Slag in de Javazee, aan boord van Hare Majesteits De Ruyter. Ook Adriaan Cornelis Trimpe, die in juni 1940 op de Atlantische Oceaan met het koopvaardijschip ‘de Moordrecht’ om het leven komt.

Begin 1944 komt de secretarie van de gemeente Zierikzee, geëvacueerd uit Schouwen-Duiveland, naar Kloetinge. Eerst vinden de ambtenaren onderdak in een tochtig schoolgebouw aan de Lewestraat. Vanaf september 1944 wordt een vleugel van het huis van Massee hun nieuwe onderkomen. In het grote huis komt meer ruimte, omdat zoon Jacques het filiaal in Zwolle is gaan leiden. Hij is er eind maart al naartoe verhuisd. In de loop van de zomer gaat Jacques een paar keer op en neer naar Zwolle. Dat zijn treinreizen die steeds gevaarlijker worden, zeker nadat de geallieerden na D-day met hun opmars beginnen. Engelse vliegtuigen zijn gespitst op het beschieten van treinen. Het is goed mogelijk dat zijn verliefdheid hem wat roekelozer maakt om toch de trein te nemen. Sinds enige tijd heeft Jacques verkering met Juul Dusseldorp. In Zwolle houdt hij het begin oktober niet meer uit, en fietst hij naar Dordrecht. Hij wil bij zijn ouders zijn om de bevrijding af te wachten. Treinen rijden er dan niet meer. Daarom gaat hij in Dordt aan boord van een vissersboot die onder de vlag van het Rode Kruis zal varen. De schuit is de IJmuiden 266 ‘Petrus en Paulus’. Als Rode Kruisschip is de aanduiding ZRD 14, ZRD staat voor Nederlandse Zeereddingsdienst, een organisatie met een Duitse achtergrond. Op de flanken van het schip zijn rode kruizen geschilderd, en dat nummer 14.

Het schip koerst vanaf Dordrecht naar Zeeland, om gewonde Duitse militairen van Walcheren op te gaan pikken. Op 6 oktober 1944 krijgt een tiental Engelse jachtbommenwerpers het schip ten noorden van St. Philipsland in zicht, en ze aarzelen geen moment. Binnen een paar minuten vinden vier opvarenden door Engels vuur de dood, later zal nog een gewonde overlijden. Het schip kapseist. Jacques Massee wordt getroffen door een kogel in zijn borst, en is op slag dood. Zijn lichaam wordt korte tijd later uit het schip geborgen door twee Fliplandse schippers en in St. Philipsland begraven. Dat laatste geeft enige commotie, als tijdens deze nood-begrafenis de plaatselijke huisarts het lichaam van Jacques wil schouwen. Als alle aanwezigen de begraafplaats hebben verlaten, kan de dokter de noodzakelijke ‘verklaring van overlijden’ opmaken, wat blijkbaar eerder nog niet was gebeurd. Later, augustus 1945, wordt het stoffelijk overschot van Jacques overgebracht naar de algemene begraafplaats in Goes.

Rond de bevrijding eind oktober 1944 komt bij Kloetinge de Canadese soldaat Jean Maurice Dicaire om het leven, aan zijn rug geraakt door scherven van een Duitse mortiergranaat. Hij rust in Kloetinge, en staat ook op het monument. Op 4 november van dat jaar komen Benjamin en Simon Kole en Adriaan de Visser door oorlogsgeweld om het leven, zodat ook zij op het monument staan. Adriaan de Visser steekt op die dag met paard en wagen vol opgeladen munitie de spoorlijn in de Oostmolenweg over. Door het schokken over de rails vliegt de wagen in de lucht. De Visser kan het niet navertellen. Misschien zijn de beide Kole’s ook bij dit ongeluk betrokken. Het is merkwaardig dat de oorlogsslachtoffers, van wie de meesten in Kloetinge begraven liggen, ongeveer tien jaar lang gezelschap hebben van vijf Duitse soldaten. Van eind 1944 tot 1956 liggen ook hun stoffelijke resten in dezelfde Kloetingse bodem begraven. Voor hen vanavond geen eerbetoon, maar ik noem toch hun voornamen: Paul, Walter, Karl, Heinrich en Hildebrand. Het verloop van de oorlog in enkele namen verteld.

 

Frank de Klerk, Gemeentearchief Goes.

Het oorlogsmonument geflankeerd door 2 kransen
Foto: Johan Pauwels