Geschiedenis regio

De geschiedenis van Goes en de Goese dorpen wordt op deze pagina in grote lijnen weergegeven.

Geschiedenis van de regio

Geschiedenis van de stad Goes

In de tiende eeuw ontstaat er een kleine nederzetting aan de Korte Gos, een kreek op Zuid-Beveland. Op de kreekrug bij het water bouwen de dorpelingen hun huizen. De ambachtsheren laten er een verdedigbare toren bouwen. Dicht in de buurt komt een kerk, gewijd aan Maria Magdalena. Deze heilige staat afgebeeld op het middeleeuwse stadszegel. Het dorp groeit gestaag. Een open terrein tussen de kerk en de haven, die het restant van de kreek is, krijgt de functie van marktveld.

Dorp wordt stad

Gravin Jacoba van Beieren staat in 1417 toe dat de Goesenaars een gracht rond hun grondgebied graven, met bruggen, poorten en een stadsmuur. Haar vader graaf Willem VI heeft van Goes in 1405 een stad gemaakt. De voornaamste bron van welvaart is de productie van zout. De grondstof hiervoor is afkomstig van de Franse kusten. Een andere belangrijke nering in de vijftiende eeuw vormt de lakennijverheid. Schepen met thuishaven Goes zijn in die tijd te zien in veel West-Europese havens. De zestiende eeuw is in Goes een periode van economische bloei. Ondanks overstromingen, de verzanding van de haven en een stadsbrand in 1554 blijft het economisch voor de wind gaan. Men is in staat om verbrande huizen in steen te herbouwen. Bij het mislukte beleg van de stad door de Geuzen in 1572 gaat het industriegebied langs de haven in vlammen op. De welvaart gaat in rook op.

Vestingstad

In 1576 vertrekken de laatste Spaanse troepen uit Zuid-Beveland, waarna Goes zich voor de Prins van Oranje verklaart. Prins Maurits geeft Goes toestemming voor de aanleg van een moderne stadsverdediging. Op luchtfoto's is nog altijd goed te zien dat Goes ooit een vestingstad is geweest. Inmiddels komt de werkgelegenheid voornamelijk voort uit de marktfunctie van Goes. De namen van pleinen en kaden herinneren nog aan die tijd: Grote of Korenmarkt, Oude Vismarkt, Vlasmarkt, Beestenmarkt, Kreukelmarkt, Bierkade, Turfkade en Houtkade.

Industrialisatie

Tot in de negentiende eeuw is Goes een kleine handelsstad in een agrarische streek. Met de komst van de trein in 1868 gaan er steeds meer bezorgdiensten tussen de stad en de dorpen rijden. Dit is het begin van Goes als distributiecentrum. De industrialisatie van na 1870 gaat aanvankelijk grotendeels aan Zeeland voorbij. De beginnende industrialisatie in Goes in de periode 1840-1860 zet niet door. Pas in 1918 vermeldt het gemeentelijk jaarverslag weer enkele ondernemingen van enig formaat. Onveranderd blijft het accent op de handel en de dienstverlening liggen. In de jaren tachtig en negentig groeit de industrie uit tot een volwaardige pijler van de Goese economie en neemt het belang van Goes als dienstencentrum verder toe.

Historische panden

Goes telt 220 monumenten, waarvan het stadhuis en de Grote of Maria Magdalenakerk wel de meest in het oog springende zijn. Vanaf de jaren zeventig zijn er in de omgeving van de Grote Markt en van de stadshaven tientallen monumentale woonhuizen gerestaureerd. Diverse bewegwijzerde routes voeren de wandelaar langs de mooiste plekjes van Goes.

's-Heer Arendskerke is waarschijnlijk genoemd naar de stichter van de kerk, heer Arend van Schenge. Hij werd ook wel "Arend met de dikke buik" genoemd.

Het dorp ontstond in de tweede helft van de twaalfde eeuw, toen dit gedeelte van Zuid-Beveland ter bescherming tegen de zee, door een dijk werd omringd. Ten tijde van het ontstaan lag 's-Heer Arendskerke aan de Schenge en aan de Zwake, brede geulen die steeds verder werden ingepolderd. Schepen konden na verloop niet meer bij het dorp komen, waardoor 's-Heer Arendskerke een agrarisch dorp werd. Rond 1300 begon men aan de bouw van een kasteel dat het slot Schenge heette. Historische bronnen vermelden dat het zware muren en uitgestrekte kelderruimten bezat. In de zeventiende eeuw veranderde het in een ruïne. De toren van de middeleeuwse kerk stamt uit de tweede helft van de veertiende eeuw. De gemeente 's-Heer Arendskerke werd in 1857 uitgebreid met de gemeente 's-Heer Hendrikskinderen.

's-Heer Hendrikskinderen ligt op een uitloper van een kreekrug, waarop ook Goes is ontstaan. De kerk werd in opdracht van een van de heren van Schenge gebouwd. Hendrik van Schenge zou met de stichting van de parochie begonnen zijn, maar overleed voortijdig, waarna zijn kinderen het werk zouden hebben afgemaakt. Het dorp heette oorspronkelijk 's Heer Hendrikskinderenkerke. De kerk werd in 1805 vervangen door een eenvoudig zaalkerkje. De toren dateert uit de eerste helft van de vijftiende eeuw.

Tot het begin van de negentiende eeuw stond er een kasteel bij het dorp, de Heer Hendriksburg of het Huis te Werf. Dit kasteel is vermoedelijk gesticht door een van de leden van de familie Van Schenge. Het kasteel, dat in de Kerkhoek gelegen was, werd in de achttiende eeuw herberg. In 1803 bevond het zich in zo'n desolate toestand, dat het werd gesloopt.

De stormvloed van 1134 was bepalend voor het ontstaan van het dorp Kattendijke. Bij deze vloed moet een groot gebied ten noorden van Kattendijke, Wemeldinge en Yerseke zijn overstroomd. De overstroming drong diep het gebied binnen en vormde een kreek die nog bestaat: de Deesche watergang. Na de overstroming van 1134 vatte men de bedijking van het gebied aan: omstreeks 1190 werden Kattendijke en omgeving beveiligd met een grote dijk, die aangelegd werd door Cisterciënsers van de abdij ter Doest in Vlaanderen.

Als parochie werd Kattendijke al in 1251 genoemd. De voornaamste straat is de Dorpsstraat, waaraan de uit 1404 daterende kerk staat. De achthoekige toren met peerbekroning stamt uit 1640.

In de negentiende eeuw stonden er twee meestoven, een katoenweverij en een korenmolen in het dorp. Hiervan is niets bewaard gebleven.

Kloetinge behoort tot de oudst bewoonde delen van Zuid-Beveland. Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er in de tiende eeuw al bewoning moet zijn geweest.

Hoogstwaarschijnlijk was er eerst een kapel in het outdorp van Kloetinge bij de motteheuvel 't Wal/Vijverberg en waarbij tevens een kasteelberg behoorde. Uit overgeleverde documenten weten we namelijk dat in de vijftiende eeuw een kasteeltje op 't Wal stond en in de zeventiende eeuw was daar een torentje. De fundamenten van het torentje zijn nog aanwezig. 


Rond 1300 begon men te bouwen aan de imposante Geerteskerk. De kerk, gewijd aan de Heilige Gertrudis, heeft een veelhoekig gesloten koor dat een fraai voorbeeld is van de Vlaamse baksteenbouw. Misschien stond er aanvankelijk een houten kapel, maar dit is nooit aangetoond.

Goes en Kloetinge lagen in de Tachtigjarige Oorlog strategisch zeer belangrijk, waardoor men inkwartiering van Spaanse soldaten kreeg. In 1572 werd Kloetinge door het oorlogsgeweld platgebrand. Een groot deel van de beste huizen ging verloren. Alle bebouwing, met uitzondering van de kerk, dateert dan ook van na 1572.

In de vijftiende eeuw stonden er in ieder geval drie molens: De Westmolen, Oostmolen en de Abbekinderse molen, allemaal in bezit van de heren van Borssele. Tegenwoordig vindt men nog een molen uit de achttiende eeuw terug aan de Kapelseweg (de Oostmolen). 

Ten noorden van Goes, aan de overzijde van het Schenge, lag in de Middeleeuwen het eiland Wolphaartsdijk. Het telde in die tijd drie dorpen: Westkerke, Oostkerke en Sabbinge. We gaan van de veronderstelling uit dat de ambachten Sabbinge, Oostkerke en Westkerke van oorsprong aparte eilandjes zijn geweest die door middel van bedijkingen langzamerhand aan elkaar zijn gegroeid. Westkerke verdween al na enkele eeuwen in de golven. Oud-Sabbinge is de oudste bewoningskern. De naam Oud-Sabbinge is feitelijke een samenvoeging van "t Ouweland" en Sabbinge. Oud-Sabbinge als dorpsnaam ontstond pas in de negentiende eeuw. Inpolderingen maakten dat het eiland Wolphaartsdijk vanaf 1809 vast kwam te liggen aan Zuid-Beveland. Oostkerke had tot in de zeventiende eeuw een haventje aan het Schenge. De naam werd in 1960 in Wolphaartsdijk gewijzigd.

De Hervormde Kerk werd in 1861 gebouwd en is spierwit gepleisterd. Westelijk van het dorp staat de in 1808 gebouwde stellingmolen de Hoop. Midden in het dorp bevindt zich het voormalige gemeentehuis gebouwd in 1929 (De Griffioen). Tussen Wolphaartsdijk en Kortgene op Noord-Beveland was tot 1960 een veerdienst. Sinds de Zandkreek met dammen is afgesloten, heet dit water het Veerse Meer.

Aan het begin van de negentiende eeuw lieten Rotterdamse geldschieters een uitgestrekt schorrengebied ten noorden van Goes inpolderen. In 1814 kreeg dit gebied de naam "Wilhelminapolder", naar de echtgenote van koning Willem I. Door de polder loopt het kanaal van Goes naar de Oosterschelde. Polderdirecteur Van den Bosch liet vanaf 1820 halverwege het kanaal bij de ophaalbrug huizen bouwen, waarmee Wilhelminadorp een feit was. In de polder en het dorp draaide alles om de landbouw. De maatschap die de polder als één geheel exploiteerde, was met een oppervlak van 1800 hectare het grootste particuliere landbouwbedrijf van Nederland. In 1841 werd het hervormde kerkje in gebruik genomen.